Posts

Posts uit december, 2009 tonen
in mijn sprookjesbos is nog plaats voor elfen en voor tovenaars mijn Hertenkoning er zijn zelfs oneindig veel takken met jouw naam op om schommels van te maken en jezelf hoger hoger vlinderend licht mijn buik in te wiegen - Nana Ramael

Achttien

Om me heen liggen de jongens met wie ik verder moet. Of ik dat goed vind, is een tweede, want met mezelf ben ik om te beginnen ook al niet tevreden, dus vraag me niet hoe ik dan van een spiegelbeeld kan houden. Waarschijnlijk zijn er hier geen lessen voor, of ze heten eerste liefde, koude douche en vergissen is geen zonde. Het leven leer ik wel bij monde van de vrienden die ik niet op dit paar handen tel, maar overhoud na jaren, zodat ik mij de pijn die ik nu heb maar beter kan besparen. En dit gedicht wordt oud, geschreven toen ik geen zin meer had in groeien, bijna dood was - de derde keer die week, en weer eens keek naar wat ik na mijn dood dan toch nog wilde, wat er nog mijn honger stilde of me porde in mijn rug: geef je niet zo gauw gewonnen, alles is nu pas begonnen, geef je je nu maar terug. - Bart Moeyaert
Ik weet niet of je bent gekomen om te blijven. Je hebt je vaste stek gevonden bij het raam- naar buiten kijkend. Alsof je alweer gauw zult gaan. Ik weet niet. En mij neemt je ene hand in zijn kom, terwijl de andere afdwalend zegt- ga je gang dan, ga, ik zal je niet tegenhouden. Ik zal niet je reden zijn. Mijn kleine stappen en jouw grote stappen zijn zwervend plots gevallen in dezelfde pas. Het is een wonder, een echt wonder. Wij houden elkaars handen en onze eigen harten vast. - Jo Govaerts

Eeuwigheid

Er zijn plekken waar ik zonder glimlach niet meer langs kan. Ooit is daar een grap verteld, een kus geroofd, iets voor het eerst gedacht. Ter hoogte van mijn oor bijvoorbeeld, heb jij me op een nacht beloofd dat eeuwigheid een leugen is, maar dat het daarom tussen ons niet minder lang gaat duren. Meer woorden waren er niet nodig een mond spreekt van zichzelf al mooi en huid heeft een geheugen. Jij blijft mijn hals, mijn navel, mijn holte van mijn knie voor altijd bij. Zonder glimlach kan ik aan geen plek voorbij. - Bart Moeyaert Prettig Kerstfeest.

Gij staat zoo heel, heel stil

Gij staat zoo heel, heel stil met uwe handen, ik wil u zeggen een zoo lief wat, maar ‘k weet niet wat. Uw schoudertjes zijn zoo mooi, om u is lichtgedooi, warm, warm, warm — stil omhangen van warmte, ik doe verlangen. Uw oogen zijn zoo blauw als klaar water — ik wou dat ik eens even u kon zijn, maar ‘t kan niet, ik blijf van mijn. En ik weet niet wat ‘t is wat ik u zeggen wil — ‘t was toch wat. - Herman Gorter

Wolken

hoe kan het dat de wolken blijven hangen kun je ze niet vangen met een hengel of een touw zijn ze van watten of van pluizen zijn ze net zo hoog als huizen hoe kan het dat de wolken steeds weer komen en weer gaan hoe kan het dat ze altijd verder zweven dat er nooit eens één een tijdje stil blijft staan - Hans en Monique Hagen

40 - Love

kop pel veer tig ers speelt ten nis als ze stop pen en weer huis waarts gaan dan blijft het net tus sen hen in staan - Roger McGough
En wat was liefde nu? Wat was zij? Was zij rond? Was zij vierkant? Was zij lang? Was zij kort? Kan ik haar omspannen of meten? Echt lang is zij, geloof ik, niet: maar toch weet ik niet waar zij ophoudt. - Anoniem

Rommelkamer

Wie hier toch woont, die moest zich schamen. Zijn onderbroek hangt aan de lamp, een schoolboek slingert langs de ramen, zijn stoel vol spullen is een ramp. Zijn regenjas ligt op de schommel, over de wekker hangt een pet, zijn hemd ligt in de koekjestrommel, een hagedis ligt in zijn bed. Zijn grote sokken langs de muren verspreiden een onfrisse geur tot in de huizen van de buren, zijn broek hangt doelloos aan de deur. Wie hier toch woont, die moest zich schamen, niet soms, maar ieder ogenblik. Wie woont er dan? Ik noem geen namen. Wie woont er dan? Nou ja. Dus ik. - Shel Silverstein
Ik ben je beu Ik baal van jou Want wil ik geel, dan wil jij blauw. En wil ik dit, dan wil jij dat. En zeg ik wie, dan zeg jij wat. Zeg ik dag, dan zeg jij nacht. En ga ik hard, dan ga jij zacht. Zeg ik ja, dan zeg jij nee. En als ik ga, ga jij niet mee. Maar zeg ik: ‘ Schat. ’ Dan zeg jij: ‘ Zei je wat? ‘ - Erik van Os

Sterren

heel ver in de verte staan de sterren niet te tellen meer veel meer dan ik mij voor kan stellen heel ver in de verte zo ver als ik kan zien zie ik sterren en ze zien mij ook misschien - Hans en Monique Hagen naar aanleiding van het weekend met de vallende sterren

Nee

Nee was een klein woord, een onbeduidend woord. Het luisterde naar de grote woorden: Ja en Wij en Altijd. Het bestudeerde de kruimels van hun gedachten, die zij van hun tafel lieten vallen. Het was geen dom woord. Op een dag kroop het naar de keuken, klom op het aanrecht, greep een mes en at het op. (Woorden kunnen dingen eten.) Het was nog steeds een klein woord, maar geen onbeduidend woord – dat nooit meer - en het ging terug naar de kamer, zat onder de tafel en luisterde. - Toon Tellegen

Je t'aime

Je t'aime pour toutes les femmes que je n'ai pas connues Je t'aime pour tous les temps où je n'ai pas vécu Pour l'odeur du grand large et l'odeur du pain chaud Pour la neige qui fond pour les premières fleurs Pour les animaux purs que l'homme n'effraie pas Je t'aime pour aimer Je t'aime pour toutes femmes que je n'aime pas Qui me reflète sinon toi-même; je me vois si peu Sans toi je ne suis rien qu'une étendue déserte Entre autrefois et aujourd'hui Il y a eu toutes ces morts que j'ai franchies sur de la paille Je n'ai pas pu percer le mur de mon mirroir Il m'a fallu apprendre mot par mot la vie Comme on oublie Je t'aime pour ta sagesse qui n'est pas la mienne Pour la santé Je t'aime contre tout ce qui n'est qu'une illusion Pour ce coeur immortel que je ne détiens pas Tu crois être le doute et tu n'es que raison Tu es le grand soleil qui me monte à la tête Quand je suis sûr de moi. - Paul Eluard (doe

Voor een raam

Ik sta voor een raam. Ik zie woorden komen. Sommige woorden herken ik: ofschoon, rood, alvorens, niettegenstaande in zijn wapperende jas, waarachtigheid, onvolkomen… Sommige klimmen op elkaars schouders. ‘Wie ben jij?’ roepen ze. ‘Bewolkt,’ roep ik. ‘Zwaar of half?’ vragen ze. ‘Licht,’ zeg ik. ‘Licht bewolkt.’ Ik sla mijn ogen neer. Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar wangen worden nat. Wijd en zijd hollen weg. Duisternis valt. - Toon Tellegen
als ik dan zo ver ben dat ik niet meer dichter kan leer mij dan jouw oeverloze gezicht tot en met het draadje zonlicht in je wimper en leer mij over jouw blikken en jouw blozen en vooral over het neerslaan van je ogen en als het winter wordt en koud leer mij dan je huid van pasgevallen sneeuw waarop ik nog niet lopen durf - Greet Bilsen

Sterk

Ik dacht dat het niet kon: dat iets wat je niet ziet je alle dagen draagt en sterker maakt. Alsof je spieren krijgt van liefde. En kijk, het klopt: het hart van oma slaat nog altijd over als ze opa ziet. Maar nu hij oud is en te bed, misschien nog net de hemel haalt, loopt oma sinds een poosje krommer en vraagt ze vaker om mijn arm. Zonder hem krijgt ze het huis niet warm en zelfs de hond zakt zuchtend naast de luie stoel. Dus is het waar dat liefde spieren geeft en op den duur ook vuur. - Bart Moeyaert

Bekentenis

Ik mag je. Nee. Ik mag je niet. Ik moet je. Dat bedoel ik. Ik heb je lief. Nee. Heb ik niet. Ik word je lief. Dat voel ik. Ik ga met jou. Nee. Ga ik niet. Ik sta je bij. Beloof ik. Ben stapel op je. Hou je vast. Ik. Hou. Van. Jou. Geloof ik. - Bart Moeyaert

dek me toe

Zeg me dat het tijd is, zeg me dat ik moe ben, geef niet toe aan verzet, geef me een washand, de beer die ik ken, wijs me mijn bed, dek met toe, ruik naar zeep, vertel mij hoe prinsessen slapen als bij wonder en verdwijn maar, ga niet te ver, stop mij onder, dek me toe, laat mij alleen, strooi in mijn ogen geen zand, breng geen lied ten gehore, verzoen mij niet met de nacht, doe wat ik doe, dek met toe. - Paul Bogaert

Demain, dès l'aube

Demain, dès l'aube, à l'heure où blanchit la campagne, Je partirai. Vois-tu, je sais que tu m'attends. J'irai par la fôret, j'irai par la montagne. Je ne puis demeurer loin de toi plus longtemps. Je marcherai les yeux fixés sur mes pensées, Sans rien voir au dehors, sans entendre aucun bruit, Seul, inconnu, le dos courbé, les mains croissées, Triste, et le jour pour moi sera comme la nuit. Je ne regarderai ni l'or du soir qui tombe, Ni les voiles au loin descendant vers Harfleur, Et quand j'arriverai, je mettrai sur ta tombe Un bouquet de houx vert et de bruyère en fleur. - Victor Hugo

Sonnet

Vroegh in den dageraet, de schone gaet ontbinden, Den Gouden blonden tros, Citroenich van coleur Gezeten inde Lucht, recht buyten d'achter deur, Daer groene Wijngaert loof oyt louwen muer beminde. Dan beven Amoureus de lieffelijckste Winden, In 'tgheele zijdich hayr, en groeten met een geur Haer Goddelijck aenschijn, op dat sy deze keur Behieldt, van dagelijcx haer daer te laten vinden. Gheluckich is de Kam, verguldt van Elpen been, Die dese vlechten streelt, dit waerdich synd' elleen: Gheluckiger het snoer, dat in haer dicke tuyten Mijn Ziele mee verbint, en om 'thooft gaet besluyten, Hoe wel ick 'tliever zie wilt golvich na syn jonst, Het schoone van natuur passeert doch alle const. - Gerbrand Adriaenszoon Bredero

Race

Ik móet nog zóveel doen zei Jos Ik móet nog zóveel regelen ik móet nog even naar Den Haag en ik móet nog gauw naar Tegelen ik móet naar dit ik móet naar dat ik móet naar nieuwe klanten ik móet naar wie…ik móet naar wat ik móet naar alle kanten met al dat ‘moeten’ heeft hij mooi zijn beste tijd bedorven ik hoorde gist’ren in het Gooi dat hij ‘moet’ zijn gestorven - Toon Hermans naar aanleiding van de examens
De rups wordt de vlinder. De bloesem wordt de kers. Het jaar gaat van de zomer over in de herfst. De boom begint te kalen. De vogel verlaat het nest. En jij, jij wordt groot. Maar minder vanzelf dan de rest. - Bas Rompa