Godzegentje

Onze moeder sloeg de geuren op. Als ze ons voor het
slapengaan een kruisje gaf, en nog even met haar wijsvinger
over onze wangen aaide, herinnerde haar hand ons aan
de voorbije dag. Aan haar hand hing de lucht van geschilde
uien, en daarvan kwam het stoofvlees weer op tafel. Door
de zweem van boenwas herinnerden we ons hoe het huis
had geroken toen we uit school kwamen. De geur van de
Spaanse zeep die ze altijd van dezelfde buurvrouw kreeg,
en ondanks die buurvrouw heel lekker vond, deed ons
eraan denken dat we vanavond in de keuken lang tegen
haar aan hadden geleund, maar eigenlijk niet lang genoeg.
Tegen de tijd dat we naar bed moesten, en zij sokken zat
te stoppen terwijl ze naar de televisie keek, had ze allang
de lucht van bloemen opgeslagen, want de sokken roken
naar de wasmachine,en haar handen intussen ook. Haar
vngers stelden ons gerust: niets is veranderd.
'Godzegentje en bewaartje,' zei ze, en het kruisje dat ze
gaf was dun als haar stem. Ze tekende het behoedzaam
op ons voorhoofd, en zorgde ervoor dat we het tot lang
na bedtijd zouden kunnen natekenen, want ze wist dat ons
voorhoofd een geheugen had waar we beter van sliepen.
We krulden onszelf op onder onze deken, zoals wasberen
doen, en dachten aan de geuren van onze moeder.

- Bart Moeyaert

Reacties