Poema XX

Deze nacht kan ik de meest trieste verzen schrijven.

Schrijven, bijvoorbeeld: “De nacht is vol sterren,
en de sterren zijn blauw en trillen in de verte.”

De nachtelijke wind draait in de hemel en zingt.

Deze nacht kan ik de meest trieste verzen schrijven.
Ik hield van haar, en soms hield ze van mij.

Op nachten als deze hield ik haar in mijn armen,
Ik kuste haar keer op keer onder de eindeloze hemel.

Ze hield van me, en soms hield ik van haar.
Hoe kon men niet houden van die grote stille ogen.
Deze nacht kan ik de meest trieste verzen schrijven.
Denken dat ik haar niet heb. Voelen dat ik haar verloren heb.

De immense nacht te horen, nog immenser zonder haar.
En het vers valt op de ziel and dauw op het gras.

Wat doet het er toe dat mijn liefde haar niet kon houden.
De nacht is vol sterren en ze is niet bij mij.

Dat is alles. In de verte zingt iemand. In de verte.
En mijn ziel is ontevreden haar te hebben verloren.

Als om haar dichter te brengen, is het mijn blik die haar zoekt.
Ook mijn hart zoekt haar, en ze is niet bij me.

Dezelfde nacht maakt de dezelfde bomen wit.
Maar wij, die van toen, zijn niet meer dezelfde.
Ik hou niet meer van haar, dat is zeker, maar hoe heb ik van haar gehouden.
Mijn stem tracht de wind te vinden om haar oor te bereiken.

Van een ander. Ze zal zijn, van een ander. Net als voor mijn kussen.
Haar stem, haar helder lichaam. Haar oneindige ogen.

Ik hou niet meer van haar, dat is zeker, maar misschien hou ik van haar.
De liefde is zo kort, de vergetelheid zo lang.

Want op nachten als deze hield ik haar in mijn armen,
En mijn ziel is ontevreden haar te hebben verloren.

Zelfs al is dit de laatste pijn die ze me doet lijden,
en zijn deze de laatste verzen die ik voor haar schrijf.

- Pablo Neruda
uit “Veinte poemas de amor y una canción desesperada”