De buigzaamheid van het verdriet
in een wereld van louter plezier kwam ik haar tegen, glimlachend, en ze zei: wat liefde is geweest luister ernaar in de bomen en ik knikte en we liepen nog lang in de stille tuin. de wereld was van louter golven en ik zonk in haar als een lijk naar beneden het water sloot boven mijn hoofd en even voelde ik een vis langs mij strijken in de stille zee. dag zei ik tegen haar dag kom ik je nog eens tegen, glimlachend maar de wind blies weg haar gezicht in het water en ik knikte en ik werd onzichtbaar in het stille leven. - Hans Lodeizen