Kamer 832

Ik zag haar blik, en wist: de dood kan
nooit groter zijn dan haar ogen.

Die hand, die vrijgevige hand
waarin zoveel speculaas had gelegen
klampte zich vast aan de laatste
lettergreep van dit leven.

Naast haar bed: een speld, een kam
een spiegel. Ik had haar kleren uitgekozen
en haar nagels kleur gegeven. Ik zei
God hoeft niet zo lelijk te zijn
als hij jou deed geloven. En zij lachte.

Ik gaf een kus, tekende met vaste hand
de broodnodige papieren en een uur later
keek ik naar haar uitgewoonde lichaam

een lichaam, zo mager van gezwellen
dat de tijd haar haast vergat te vellen.

- Aloys Vonckx

Reacties